Dekoloniseren is een werkwoord

 
Komend seizoen brengen we twee KVS-klassiekers terug op de planken die inzoomen op fragmenten uit de Belgische koloniale geschiedenis: Missie en Het leven en de werken van Leopold II. Maar we beseffen al te goed dat het niet volstaat om alleen de blanke kant van de koloniale onderneming te belichten. We coproduceren ook Kuzikiliza, een experimentele performance van Pitcho Womba Konga rond de speech van Patrice Lumumba, en presenteren Fractured Memory, waarin Ogutu Muraya zich laat inspireren door het verslag van James Baldwin over het eerste Congres van zwarte schrijvers en artiesten in 1956. Twee voorstellingen die in hun onderzoek naar een complexe erfenis tegelijk de artistieke codes vernieuwen. En die - belangrijker nog - het bewustzijn in zich dragen dat kolonialiteit niet iets is uit een stoffig verleden, geen afgesloten hoofdstuk uit de geschiedenis, maar iets wat nog steeds alive and kicking is.
 

 

Het koloniale erfgoed bepaalt niet alleen ons straatbeeld, het zit ook tussen onze oren. Net zoals Malcolm X duidelijk maakte dat het afschaffen van de slavernij in de VS geen einde had gemaakt aan de impact van dat systeem op het bewustzijn en het samenleven van de Amerikanen, zo betekende ook het uitroepen van de onafhankelijkheid van landen als Congo nog niet het einde van de kolonialiteit. De mentale infrastructuur die de kolonisatie schraagde, wordt tot vandaag immers in stand gehouden. En zolang die onbewust en onbenoemd blijft, heeft ze een stevige greep op onze samenleving en de heersende machtsverhoudingen tussen mensen. Dat uit zich in hoe we met vluchtelingen en minderheden omgaan, in beeldvorming en representatie van diversiteit in de media, in onze economische relaties met het Zuiden, in schoonheidsidealen en schrikbeelden, in politiegeweld en controles van gekleurde jongeren ... en ook in de kunsten. 

 

 
Vandaar de noodzaak om te dekoloniseren: om onze geesten en gebruiken te dekoloniseren, onze openbare ruimte en universiteiten, onze kunsten. Dekoloniseren is een werkwoord: iedereen kan het in de praktijk brengen in zijn of haar eigen domein. Het is een bewustwordingsproces, dat leidt tot andere manieren van denken en doen.

 

Het komt erop aan inzicht te krijgen in de diepe impact van het koloniale denken op ons dagelijks leven, om ons ervan te kunnen bevrijden en tegenwicht te bieden. Voor ons in KVS is dat een belangrijke drijfveer. In onze programmatie voor het nieuwe seizoen en de zoektocht naar relevante artistieke stemmen en verhalen, maar evengoed in onze reflectie over onszelf als organisatie in de kunstensector.

 

Een Frans collectief dat zichzelf ‘Décoloniser les arts’ noemt, heeft dat thema vertaald in een aantal heel concrete vragen. Het werd een confronterende lijst – die verstuurd werd naar alle artistieke leiders in Frankrijk, maar net zo goed een pertinente checklist vormt voor België. Ze peilt onder meer naar de aanwezigheid én de positie van niet-blanken in de sector. Ken jij een publieke culturele instelling waarvan de directie niet wit is? Hebben de niet-witte mensen in jouw organisatie vooral een uitvoerende of een beslissende rol? Komen de niet-witte artiesten op je podia vooral uit het buitenland, of is er oog voor de diaspora in eigen land? Gaan de verhalen die op je podia worden verteld ook over immigratie, slavenhandel, kolonialisme, buitenlandse politiek, minderheden, en over hedendaagse levens van mensen die zulke verhalen beleven; en zo ja, door wie worden die verhalen geschreven, geregisseerd en gebracht? Kan cultuur ons nog echt samenbrengen, over onze verschillen heen, om elkaar te leren kennen? Is een cultuur die een deel van de bevolking uitsluit er niet mee verantwoordelijk voor als mensen zich op hun eigen identiteit terugplooien en afzetten tegen de maatschappij? En tot slot, na deze en andere vragen: ervaar je deze vragenlijst als een verwijt, of als een verzoek dat een deel van de bevolking aan jou richt om niet vergeten te worden?

 

Een ander, schijnbaar onbeduidend symptoom uit het kunstenveld is het volgende fenomeen. Artiesten van andere origine worden, ongeacht hun reële leeftijd, opvallend vaak benoemd als ‘jonge’ makers. In recensies of feedback op hun werk worden ze vaak geprezen om hun ‘potentieel’ of ‘rauwe energie’, maar even vaak wordt gesteld dat hun kunst of kunde nog moet groeien, nog niet ‘voldragen’ is. Zulke kritiek is meestal goedbedoeld, maar mist een belangrijke zelfkritiek. Want impliciet speelt daar een (neo)koloniaal denkkader mee: ‘wij’ zijn de standaard, de maat der beschaving; ‘de ander’ loopt wat achter in zijn ontwikkeling, is immatuur, heeft nog veel te leren, maar is ‘goed bezig’ om even volwassen, volwaardig te worden als wij. Het doet denken aan de categorie van de ‘évolués’ in de koloniale tijd. Een uiting van het witte superioriteitsdenken en een eenzijdig vooruitgangsideaal, waarin de westerse moderniteit het enige zaligmakende model is waarnaar iedereen willens nillens moet evolueren. Alsof alle kennis, wijsheid, cultuur en tradities daarbuiten onbestaand, ongewenst of oninteressant zijn. In het huidige integratiedebat lijkt die (neo-)koloniale zienswijze overigens weer de norm te worden. Of hoe een overdosis aan Verlichting ook erg verduisterend kan werken.

 

Het is interessant om het koloniale denken in het ruimere theoretische kader van de moderniteit te plaatsen. Met Descartes al voortrekker, ging het westerse denken de werkelijkheid opdelen in dualistische categorieën, om ze beter te kunnen begrijpen en beheersen. Geest vs. lichaam. Subject vs. object. Mens vs. natuur. Tegenwoordig rijpt opnieuw het inzicht in hun onlosmakelijke samenhang en interdependentie, maar in het paradigma van de moderniteit worden ze tegen elkaar uitgespeeld. In deze binaire begrippenparen wordt het eerste immers systematisch hoger geacht dan het tweede. Het tweede wordt systematisch gereduceerd en heeft pas waarde in de mate dat het het dienstbaar is aan het eerste. Het lijkt dan ook logisch en aannemelijk dat het ene het andere moet domineren en controleren. Het paradigma van de moderniteit bleek een vruchtbare voedingsbodem voor vooruitgang in wetenschap en technologie. Maar ook de westerse veroveringstochten, slavenhandel en kolonisatie vierden hoogtij. Andere volkeren kregen het statuut van object. De koloniale verbeelding reduceerde hen tot minder-dan-mens, tot ding. Zo konden ze op grote schaal gedood of onderworpen worden in naam van de beschaving, of gebruikt voor eigen gewin. Wij vs. zij - waarbij het machtsoverwicht ligt bij de eerste partij. Bij elke beeldvorming die groepen van mensen ontmenselijkt of reduceert tot monddode clichés, zouden onze alarmbellen moeten afgaan.

 

En dat is precies waarom we werk moeten maken van dekoloniseren: als we geen benul hebben van het gewicht van de geschiedenis, hoe kunnen we er dan uit leren? Als we ons verleden niet in de ogen kijken en niet zien hoe we er de sporen van dragen, hoe kunnen we dan vermijden dat we blindweg dezelfde fouten maken, hetzelfde fysieke en psychologische geweld plegen? 

 

Dekoloniseren is geen verhaal van schuld en boete, maar van heling en herstel.  Van zoeken naar wat we kwijtgeraakt zijn onderweg. Van opnieuw leren zien - of méér leren zien, voorbij de binaire categorieën.
 
Kristin Rogghe is stadsdramaturge van KVS. Meer info: www.kvs.be
Tekstbijdrage