Dochter van de dekolonisatie

 

Dit is een eerlijk boek. De auteur geeft heel wat inzicht in haar eigen ontwikkeling. Ze doet dit aan de hand van de gemeenschappelijke geschiedenis van België en Congo die dan ook nog eens samenloopt met haar familiale geschiedenis.  Dit boek is ook het zoveelste voorbeeld van het ontbreken van een essentieel onderdeel van de geschiedenislessen in ons onderwijs. Hoe kan je anders verklaren dat Nsayi nog eens moet uitleggen wat het regime van Leopold II en het Belgisch koloniaal bewind in Congo en op de Congolezen heeft uitgericht. Voor wie het nog eens in detail wil lezen verwijst Nsayi naar "Veroverd, bezet, gekoloniseerd. Congo 1896-1914" van Zana Etambala. Voor wie meer wil weten over de impact van het Belgisch kolonialisme op de aanwezigheid, de ontwikkeling en perspectieven van Afro-Belgen hier, moet "dochter van de dekolonisatie" lezen. 

Kolonialisme definieert de auteur terecht als de som van verovering, bezetting, economische plundering, menselijke uitbuiting, terreurgeweld en raciale discriminatie. De ideologische rechtvaardiging met het verhaal van zwarte inferioriteit en de witte beschavingsmissie maakt het mogelijk dat heel wat Belgen een toekomst zien in een carrière als koloniaal ambtenaar. Dat is in de jaren 1920 ook zo voor haar grootvader Arthur Clerebaut. Hij wordt één van de ongeveer 5000 Belgen op de toenmalige 10 miljoen Congolezen.

Met de overname van de kolonie door de Belgische Staat wordt ook meer ingezet op een breed basisonderwijs zodat industriële groepen binnenlandse werknemers kunnen aantrekken met een aangepaste scholing. De financiële middelen die Congo genereert door belastingen en leningen laten ook toe infrastructuurwerken e.d. uit te voeren. Hoger onderwijs hoort daar niet bij alhoewel mensen als Paul Panda Farnana (zie baanbrekers.dekoloniseer.be) via tuinbouwschool en handelsschool een hoger diploma kunnen halen. De bezettingsoverheid probeert ook via het concept van évolués een opkomende elite in te schakelen in het koloniale project. Nsayi ziet dit concept ook nu nog doorwerken als migranten worden aangezet om zich aan te passen aan de witte cultuur als voorwaarde voor (gelijke) kansen. Ze vermoedt zelfs "dat populaire en succesvolle Afro-Belgen zich in het integratie- en assimilatieverhaal bevinden".

Ondertussen staat de wereld niet stil en en versnelt het dekolonisatieproces. Zelfs in België vinden een aantal prominenten dat er iets moet gebeuren. Dit resulteert begin 1960 in een rondetafelconferentie. Belgische financieel-industriële groepen zorgen ervoor dat hun belangen gevrijwaard blijven. Als Congo op 30 juni 1960 zijn onafhankelijkheid verkrijgt blijkt dat ook zijn militaire arm nog in functie staat van België. De Belgische opperbevelhebber van het leger kan het niet duidelijker zeggen: "Avant l'indépendence = après l'indépendence". Lumumba grijpt in en zet Mobutu aan als belangrijkste militaire chef. Dat zal hij zich later beklagen.
Nadat Mobutu in september 1960 een staatsgreep pleegt wordt op 17 januari van het volgende jaar Lumumba, de eerste premier van Congo, vermoord. Vandaag weten we dat België hieraan medeplichtig is.

Het verkeer tussen Congo en België is nooit in één richting gebeurd. Na 1897 werd het een gewoonte om op de Internationale Wereldtentoonstellingen Afrikaanse dorpen, menselijke zoo's, op te richten. In 1897 met 267 Congolezen waarvan 7 de kille zomer niet overleefden. Ook waren er witte bazen die hun "boys" meebrachten op vakantie in België. Ook adoptie en initiatieven van priesters brengen Congolese kinderen naar hier.
De oudere broers van Nsayi worden door hun vader Marcel naar universiteiten in België gestuurd. Mobutu noemt het land nu Zaïre. Mobutu regeert met ijzeren hand en weet zich beschermd door zijn westerse broodheren die hem als pion gebruiken in het Oost-West conflict. Nochtans probeert de oppositie een plaats te verwerven in de politieke arena. Etienne Tshisekedi is één van de nieuwe figuren die zich losmaakt van de entourage van de president. 
Marcel hertrouwt nog op latere leeftijd en krijgt nog twee dochters Mimi en Nadia. Na zijn dood vertrekt moeder en Nadia naar Belgïe. Het is ondertussen 1989 en de wereld is veranderd. Het Westen heeft Mobutu niet meer nodig.
Een zwarte elite, opgeleid in instellingen van de kerk, eist haar plaats op.

Maar de gebeurtenissen in het oosten van Congo zullen bepalend worden voor haar toekomst. Oeganda en Rwanda vallen te prooi aan etnische conflicten met in 1994 een genocide in Rwanda. Uit het militaire kluwen dat hierop volgt komt Kabila op de presidentiële stoel van Congo. Terwijl Nsayi haar hogere studies aanvat, verbeteren ook de relaties met België. Via een inleefreis van Broederlijk Delen en politieke studies in Leuven krijgt haar engagement ten aanzien van Congo meer vorm. Met enkele vriendinnen richt ze Bana op, (één van) de eerste studentenvereniging(en) waar mensen met Congolese roots zich thuis kunnen voelen. Sarcasme is haar vreemd maar terugblikkend zegt ze: "In deze tijden zouden bepaalde politieke partijen ons initiatief een segregerende en discriminerende etnisch-culturele vereniging noemen, een obstakel voor integratie en een gevaar voor een inclusieve samenleving."  Voor haar was "het samenzijn met andere zwarte studenten noodzakelijk voor mijn welzijn en de ontwikkeling van mijn identiteit". 

Nsayi is meestal voorzichtig en diplomatisch in haar uitspraken. Wellicht is dat een uitvloeisel uit de carrière-stappen na de universiteit. Eerst wordt ze parlementair medewerker van senator Els Schelfhout (CD&V). Ze werkt er mee aan verschillende Afrika-dossiers en legt de basis voor haar werk bij Broederlijk Delen en Pax Christi. Daar komt ze terecht na verkiezingen waarbij Schelfhout niet wordt herkozen. In Congo moet Kabila water bij de wijn doen en alles uit de kast halen om zich te legitimeren via dubieuze verkiezingen. Ook in België komt de Congolese diaspora op straat. Nsayi is terughoudend "om professionele redenen". Moeten we hieruit verstaan dat het Belgisch kerkelijk establisment zich (nog) niet wil verbranden? In 2004 bij de twintigste herdenking van de genocide moet Nsayi nogmaals inbinden als Kigali haar werkgever op de vingers tikt. Ze leert ook dat het "soms noodzakelijk is om via de media invloed uit te oefenen omdat sommige beleidsmakers een thema of standpunt pas ernstig nemen wanneer het de publieke opinie bereikt."

In 2016 organiseert Pax Christi een Antwerpse stadswandeling langs Congolese sporen. Een interessant initiatief waarbij geput wordt uit de bronnen van onder meer Guy Poppe en Lucas Cathérine. Een aantal gegevens staan hier zwart op wit. Leerrijk om nog eens vast te stellen hoe Antwerps kapitaal betrokken was in de koloniale uitbuiting. 2017 is voor Congo een schakeljaar. Kabila moet afzien van een derde presidentstermijn en eeuwig opposant Etienne Thisekedi sterft. Het middenveld in Congo gaat gebukt onder zware repressie. Na maandenlange maneuvers en manipulaties resulteren de verkiezingen in een gecontesteerde uitslag: Zoon Felix van vader Thisekedi wordt door de kiescommissie tot winnaar uitgeroepen. De 40.000 observatoren van de katholieke kerk weten beter: het moet Martin Fayulu zijn, de gemeenschappelijke kandidaat van de meeste oppositiepartijen. Als Afrikaanse landen toch voor Thisekedi kiezen, leggen ook Belgische beleidsmakers zich hierbij neer. Uitblijvend massaal volksprotest doet vermoeden dat ook het Congolese middenveld de nieuwe president een kans wil geven.

Niemand kan nog het koloniaal project goedpraten. Het plaatsen in "de tijdsgeest" heeft geen zin. Onrecht blijft onrecht tenzij je je niet kunt verplaatsen in de situatie van de onderdrukte. En zoals staten verantwoordelijk blijven voor de financiële schulden die vorige regeringen hebben aangegaan, blijft België ook verantwoordelijk over wat in Congo en aan de Congolezen werd aangericht. Het is dan ook onbegrijpelijk dat nog geen officiële excuses zijn aangeboden. De auteur breekt terecht een lans voor institutionele excuses van Koning, Kerk en Kapitaal (bedrijven). Voor haar moet dekoloniseren echter over meer gaan. Dat gaat ook over herstel, bestrijden van ongelijkheid en macht herverdelen. Ze vraagt zich af hoe het komt dat het bijna zestig jaar geduurd heeft voordat België Lumumba een publieke plaats gunt. Het AfricaMuseum in Tervuren moet de vertroebelde relaties met het activistische deel van de Afrikaanse diaspora herstellen. Samen met het MAS moet de dialoog aangegaan worden over de teruggave van (gestolen) kunst- en gebruiksvoorwerpen. Educatieve en culturele acties moeten racisme tegengaan. Uiteindelijk krijgt dekoloniseren pas echt betekenis als de precariteit van Afro-Belgen wordt aangepakt. Bij dit laatste vermoedt de auteur dat hiervoor een belangengroep zal nodig zijn om de nodige druk te creëren. Nsayi geeft de indruk dat ze dan niet langs de zijlijn zal staan. 

Ludo Segers