Maarten Boudry en politieke correctheid

Maarten Boudry in De Morgen: "Mensen zullen nog meer van die boeken wegkijken als je ze zo gaat labellen,. Ze zijn allergisch voor die politieke correctheid."

Jef Verschueren (Gewoon hoogleraar, Departement taalkunde, Universiteit Antwerpen) had al eens eerder gereageerd op Boudry:

 

POLITIEKE ONGELIJKHEID

 

Het is een slecht gekozen metafoor. Maar ik neem even voor waar dat mijn reactie  (“Ik ben het beu die holle mantra over politieke correctheid”, DM 05/12/2016) op het stuk van Boudry over politieke correctheid (“Hoe links zijn eigen kinderen opeet”, DM 03/12/2016) niet meer was dan een ‘kniepeesreflex.’ Zijn antwoord (“De kniepeesreflex van de politieke correctheid”, DM 09/12/2016) was dan wellicht de verbolgen schreeuw van de helende dokter die het hamertje wat onoplettend hanteerde en mijn voet tegen zijn neus kreeg.

Dat terzijde, volgens Boudry is politieke correctheid “een specifieke ideologie ter linkerzijde, die diversiteit verheerlijkt en elke vorm van kritiek op minderheden als ‘racistisch’ of ‘rechts’ wegzet.”  Wel, politieke correctheid is helemaal geen ideologie. De term ‘politieke correctheid’ is vandaag de uitsluitend pejoratieve en ideologisch geladen uiting van misprijzen voor elke poging om doelwitten van gerechtvaardigde kritiek zuiver te stellen.

Worden “de thema’s” onbespreekbaar gemaakt? Helemaal niet. Het is net de bedoeling om ze met precisie te behandelen, waar en wanneer nodig.

Neem homohaat of genderongelijkheid. Allebei kunnen ze religieus geïnspireerd zijn. Maar de globale stigmatisering van gemeenschappen die zich bekennen tot de religies die dienen als inspiratiebron, op grond van de legitiem te bekritiseren houding van individu’s of deelgemeenschappen, is een voorbeeld van onzuiver denken. Het is hier dat het onderscheid tussen religie en instituut van belang is. De katholieke kerk als instituut staat niet gelijk met het christendom als religie (of zelfs met het katholicisme – al zou die kerk dat misschien willen), maar net zo min is wat er gebeurt bij specifieke, min of meer geïnstitutionaliseerde vertegenwoordigers van de islam (zeg maar, een bepaalde moskee of moskeeëngemeenschap) veralgemeenbaar tot de islam. Een imam die homohaat predikt is laakbaar, zoals ook de christelijk geïnspireerde verenigingen die ijverig mee betogen tegen het homohuwelijk. Onderdrukking van de vrouw, religieus geïnspireerd of niet, en onafhankelijk van de betrokken religie, stel je aan de kaak. Maar met eenzijdige interpretaties van uiterlijke symbolen pas je beter op. Zo is het dragen van een hoofddoek wellicht vatbaar voor meer variatie in persoonlijke beleving en individueel beslissingsrecht, dan het institutionele genderonderscheid dat de katholieke kerk maakt door alleen mannen toe te laten tot het priesterambt.

Een fundamenteel probleem van ongelijkheid ontstaat op het moment waarop het laakbare gedrag van genoemde imam en een groep gelijkgestemden veralgemeend wordt tot ‘de islam’ en islamieten, terwijl geen enkele overtuigde katholiek zelf gestigmatiseerd zal worden omwille van de dogmatische houding van zijn of haar kerk. Laten we dit maar politieke ongelijkheid noemen.

En dan is er nog die definitie van racisme. Boudry heeft gelijk wanneer hij zegt dat ‘cultureel racisme’ een oxymoron is. Maar dit een voorbeeld noemen van academische postmodernistische absurditeit is een gemakzuchtige manier om argumenten te vermijden. Nu we toch de academische toer op gaan: een oxymoron is een stijfiguur die twee tegengestelden verbindt om een ongewone betekenis te communiceren. Racisme in de enge betekenis betreft discriminatie op grond van ras, vaak gezien als een biologisch begrip dat contrasteert met cultuur. Nu niemand nog gelooft in de objectiveerbaarheid van raciale onderscheiden, heeft de term die enge betekenis verloren. Boudry meent die te kunnen handhaven door te spreken over “discriminatie en haat ten overstaan van mensen met een andere ethnie [sic].”  Toeval wil dat etniciteit zelf het algemene begrip is dat slaat op de identificatie van bevolkingsgroepen op grond van gemeenschappelijke kenmerken, gaande van afkomst, natie, en taal, tot sociale en culturele patronen en ervaringen. Het is net daarom dat een verruimde interpretatie van racisme zin heeft: discriminatie op grond van identificatie met een groep, hoe vaag die ook is gedefinieerd, is nog steeds schering en inslag. Iemand die een nieuw en duidelijker begrip kan lanceren naast racisme en sexisme, is meer dan welkom. Maar zolang we dat niet hebben, bewaren we best wat we kunnen gebruiken om het probleem te benoemen. Of is onbespreekbaarheid beter?

Boudry beschrijft politieke correctheid als een vijand, niet “louter een schijnvijand,” als een spook dat nog steeds “waart door onze academische wandelgangen, en in cultureel-intellectuele middens.” Een vijand betekent gevaar. Maar mag ik vragen, welk gevaar schuilt er in pogingen om politieke ongelijkheid te vermijden door met respect om te gaan met diversiteit? Of mag ik als afsluiter wijzen op het gevaarlijke gezelschap waarin men zich bevindt in de strijd tegen de zogenaamde politieke correctheid? De kampioen van die strijd is Anders Behring Breivik. De volledige inleiding (zo’n 30 pagina’s) van zijn beruchte ‘Compendium’ is een langgerekte aanval op politieke correctheid. Guilty by association? Neen. Maar nogal wat Vlaamse opiniemakers tonen tekenen van verslaving aan dezelfde retoriek. Een ontwenningskuur is aanbevolen.

Tekstbijdrage